zwol

De volgende definities zijn er voor het woord zwol

  • enkelvoud verleden tijd van zwellen Ik zwol.  Jij zwol.  Hij, zij, het zwol.  ▸ Ik ben terug, dacht Rebecca, en haar borst zwol toen ze alles in één keer probeerde op te snuiven.[1] ▸ Iets scherps zwol op in haar keel.[1] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.