zwoeren

De volgende definities zijn er voor het woord zwoeren

  • meervoud verleden tijd van zweren Wij zwoeren.  Jullie zwoeren.  Zij zwoeren.  ▸ Sommigen zeiden dat ze een weelderig groen landschap hadden gezien, anderen zwoeren dat ze een vorstelijke man en vrouw hadden gezien die hun armen uitnodigend hadden gespreid.[1] ▸ Misschien vroegen ze aan elkaar aan welk rijk ze trouw zwoeren: dat van de dieren, van de planten of van de mineralen.[2] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.