zong

De volgende definities zijn er voor het woord zong

  • enkelvoud verleden tijd van zingen Ik zong.  Jij zong.  Hij, zij, het zong.  ▸ ‘Lang zal ze leven, lang zal ze leven…’ zong ik opgewekt door de telefoon, maar al snel hoorde ik ‘hallo…hallo…ik hoor niks, mam’.[1] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.