zei

De volgende definities zijn er voor het woord zei

  • enkelvoud verleden tijd van zeggen Ik zei.  Jij zei.  Hij, zij, het zei.  ▸ ‘How can I help you sir? Today’s special is the Caesar salad,’ zei een vrolijke jonge vrouw die niet helemaal in haar uniform paste.[1] ▸ In een interview in 2009 met Mare zei Buikhuisen dat hij nog altijd last had van de affaire. Hij zei nog elke keer te hopen op een verontschuldiging als hij post kreeg van de universiteit. "Dat ze gewoon een beetje erkennen: we zijn toch wel tekortgeschoten. Ik zou daar heel blij mee zijn."[2] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.