De volgende definities zijn er voor het woord woog
- enkelvoud verleden tijd van wegen Ik woog. Jij woog. Hij, zij, het woog. ▸ ‘Mijn rugzak woog wel 20 kilo, en nu loopt iedereen met dat ultralichte spul.[1] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.