wist

De volgende definities zijn er voor het woord wist

  • enkelvoud verleden tijd van weten Ik wist.  Jij wist.  Hij, zij, het wist.  ▸ Niemand wist wat dat blauwe licht was geweest, misschien statische energie van de storm of een bolbliksem?[1] ▸ Alle anderen bij de bouw wisten tenslotte dat hij Noors was — hoezeer hij zich ook had verzweedst, zoals ze deze mengtaal hadden genoemd onder de spoorwegarbeiders op de Hardangervidda, zodra hij zijn mond opende wist je meteen dat hij Noors was.[2] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.