De volgende definities zijn er voor het woord winter
- (meteorologie) het vierde van de vier seizoenen: op het noordelijk halfrond van 21 december tot 20 maart, op het zuidelijk halfrond van 21 juni tot 20 september ▸ Zou hij hier in de winter zijn geweest? Het zou kunnen; nu Nella dwars door de boomgaard heen loopt, kan ze het zich niet meer herinneren.[4] ▸ Een geliefde vakantiestad voor skiërs in de winter en watersportliefhebbers in de zomer.[5] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.