uitging

De volgende definities zijn er voor het woord uitging

  • (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitgaan ... dat ik uitging.  ... dat jij uitging.  ... dat hij, zij, het uitging.  ▸ Misschien nog ingewikkelder was het toen het uitging met mijn oudste dochter en haar vriendje.[1] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.