stak

De volgende definities zijn er voor het woord stak

  • enkelvoud verleden tijd van steken Ik stak.  Jij stak.  Hij, zij, het stak.  ▸ Zijn slangen eigenlijk nachtdieren? Af en toe stak ik mijn hoofd naar buiten, maar ik zag gelukkig niks.[1] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.