sloeg

De volgende definities zijn er voor het woord sloeg

  • enkelvoud verleden tijd van slaan Ik sloeg.  Jij sloeg.  Hij, zij, het sloeg.  ▸ ‘No, I meant your trail name!’ en hij sloeg met zijn handen op de houten tafel waardoor mijn cola bijna omviel.[1] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.