opviel

De volgende definities zijn er voor het woord opviel

  • (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opvallen ... dat ik opviel.  ... dat jij opviel.  ... dat hij, zij, het opviel.  ▸ Eén jongen die me direct opviel door zijn gigantische rode baard vertelde me dat hij een houthakker uit Tennessee was.[1] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.