De volgende definities zijn er voor het woord opklom
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opklimmen ... dat ik opklom. ... dat jij opklom. ... dat hij, zij, het opklom. ▸ Wat een deceptie toen ik druipend de oever opklom en ontdekte dat er zich een familiecamping naast het meer bevond: dit was niet de wildernis die ik had verwacht.[1] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.