De volgende definities zijn er voor het woord kwamen
- meervoud verleden tijd van komen Wij kwamen. Jullie kwamen. Zij kwamen. ▸ Door een kier onder de deur kwamen er steeds sneeuwvlokken naar binnen gewaaid en ik voelde mijn slaapzak langzaam vochtig worden.[1] ▸ Ze keek naar Olive achter de ezel en naar Isaacs gelaatstrekken die tot leven kwamen op het houten paneel voor haar.[2] ▸ Met een gewichtig en blij gevoel kwamen ze aan bij het scheepvaartkantoor, en ze spraken met de muilezeldrijver af wanneer hij hen weer moest ophalen.[2] ▸ In de avondschemering kwamen ze weer terug op de finca, moe maar voldaan.[2] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.