De volgende definities zijn er voor het woord kwam
- enkelvoud verleden tijd van komen Ik kwam. Jij kwam. Hij, zij, het kwam. ▸ Doordat de wind recht mijn kant opblies en het geluid van de donder steeds dichterbij kwam bleven mijn tranen stromen.[1] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.