klonken

De volgende definities zijn er voor het woord klonken

  • meervoud verleden tijd van klinken Wij klonken.  Jullie klonken.  Zij klonken.  ▸ Ik accepteerde de naam direct en we klonken met onze glazen cola om het te vieren.[1] ▸ Geen verlopen huisvrouw die flessen vieux achter in de keukenkastjes verstopt, maar degene die haar glas op feestjes heel snel in de keuken bijvult terwijl ze er tijdens gesprekken delicaat van nipt, waardoor het lijkt alsof ze amper drinkt. Zij vindt dat ongetwijfeld een teken van beschaving. Haar broer had minder beschavingsdrang. Hij en ik, we klonken uitbundig met glazen, en man, wat hebben we goede feestjes gegeven.[2] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.