De volgende definities zijn er voor het woord ironicus
- iemand die zich spottend uitlaat over andere personen of zaken De presentator groeide op in Twente, waar het Enschedese Volksparkcircus hem inspireerde, maar waar hij zich als ironicus niet begrepen voelde. Vanwege zijn dagdromerij werd hij van de middelbare school in Hengelo afgehaald en naar de kostschool in Oldenzaal gestuurd. [2] 27. Nader tot U (1966) G.K. van het Reve Het tweede brievenboek van de onverbeterlijke ironicus. [3] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.