De volgende definities zijn er voor het woord hofhond
- de waakhond die een gebouw of boerderij bewaakt ▸ Jackie, de hofhond van de Kaserhof, kijkt met een treurige blik in de ogen toe hoe de worst in mensenmonden verdwijnt.[2] ▸ „O Reindert, de schout is ons vast op het spoor! We zijn verraden!” Maria beeft als een rietje. Reinderts gedachten gaan razendsnel. „De schout? Nee, dat denk ik niet; er staat ook geen paard. En de hofhond is rustig. Je zusje is vast wakker geworden…”[3] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.