De volgende definities zijn er voor het woord hielp
- enkelvoud verleden tijd van helpen Ik hielp. Jij hielp. Hij, zij, het hielp. ▸ Het hielp ook dat ik alleen was.[1] ▸ Isaac hielp met de extra stoelen en tafels die ze van de dorpsbewoners hadden geleend.[2] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.