hield

De volgende definities zijn er voor het woord hield

  • enkelvoud verleden tijd van houden Ik hield.  Jij hield.  Hij, zij, het hield.  ▸ Mijn twaalfjarige dochter was stil en hield zich op de vlakte.[1] ▸ Ook daarna bleef hij tot op hoge leeftijd actief: hij hield lezingen en sprak geregeld op televisie over nog altijd dezelfde thema's: milieuvervuiling, vreemdelingenhaat, hebzucht.[2] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.