De volgende definities zijn er voor het woord gingen
- meervoud verleden tijd van gaan Wij gingen. Jullie gingen. Zij gingen. ▸ Sommigen gingen wat eten en anderen zaten zwijgend voor zich uit te staren.[1] ▸ In het verleden was de Amerikaanse STAR-detector altijd sneller in het vinden van recordbrekende antimateriedeeltjes. ‘Elke keer als ze [het LHC-team] ergens naar op zoek gingen, waren de onderzoekers van STAR ze voor’, zegt natuurkundige Horst Stöcker van het Frankfurt Institute for Advanced Studies in Duitsland. ‘Dit is de eerste keer dat het STAR-team iets nog niet heeft gezien, maar LHC-onderzoekers wel.’[2] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.