gewoond

De volgende definities zijn er voor het woord gewoond

  • voltooid deelwoord van wonen ▸ Ik heb nooit alleen gewoond, ik ben altijd met anderen op pad en ik ga met mijn gezin op vakantie of met vrienden een weekendje weg. Een doodgewone veertiger met een eigen bedrijf, twintig jaar getrouwd, vader van drie, die elke zondag het gras maait.[1] ▸ Hij kwam uit het zuiden, uit Andalusië, en hij heeft een tijd in Malaga gewoond en gewerkt.[2] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.