familieleden

De volgende definities zijn er voor het woord familieleden

  • meervoud van het zelfstandig naamwoord familielid ▸ Hij was er kalm onder en gedwee onderging hij de bescheiden stoet familieleden en vrienden die afscheid kwamen nemen.[1] ▸ Ze knielt voor de botten van haar familieleden en bedenkt dat ze iets zou moeten zeggen - een gebed, misschien -, maar ze is het verleerd om met deze doden te praten, of haar dank uit te spreken voor het leven dat ze vroeger hadden.[2] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.