De volgende definities zijn er voor het woord degene
- wijst een antecedent aan vóór de bepalende bijzin. degene = die (persoon) gisteren het woord voerde. degene = die (persoon) mijn gered heeft Is dat degene die gisteren het woord voerde? Hij is degene die mij gered heeft. ▸ Ik heb mijn hele leven gewacht op iemand die het voor mij zou doen, die mij zou helpen, maar degene op wie ik wachtte ben ik zelf.[3] ▸ Vanochtend had ze het moeilijk en was Lot degene die haar heeft geholpen.[3] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.