De volgende definities zijn er voor het woord deden
- meervoud verleden tijd van doen Wij deden. Jullie deden. Zij deden. Wij deden de hele dag boodschappen zodat we de volgende dag niets meer hoefden te doen. ▸ Drie sterren houden is een enorme prestatie, zeggen koks. Jonnie en Thérèse Boer deden het ieder jaar weer, zoals in 2022[1] ▸ De chauffeurs deden hun raampjes naar beneden en stelden hun radio's op dezelfde blueszender af, de muziek schalde zo luid uit de auto's dat we bang waren opgepakt te worden wegens verstoring van de openbare orde.[2] ▸ Hoewel het in het oranje licht van de straatlantaarn een beetje lastig te zien was, deden de achtergrondkleuren aan de onderkant me denken aan een statig portret uit de renaissance - een lappendeken van velden in allerlei tinten geel en groen, met daarin iets wat leek op een klein wit kasteel.[2] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.