De volgende definities zijn er voor het woord daggelder
- (historisch) iemand die op het platteland per dag in dienst wordt genomen tegen een op dat moment afgesproken vergoeding De gewone daggelder verdiende 's winters acht en 's zomers twaalf stuivers. [2] Het klinkt alles heel fraai om tegen een onbemiddelden daggelder, met zeer veel aanleg om een uitmuntend rijder te worden, te zeggen: kerel, wat heb jij een mooie actie, je hebt een besten tijd gemaakt, je moest je gaan trainen! Je moet een stevig ontbijt gebruiken: rund- en lamsvleesch (geen varkens of kalfsvleesch); het middageten bestaat uit gebraden rund- of lamsvleesch kip, wild of visch en versche (geen ingemaakte) groenten. Doch dat zijn lekkernijen, die een arbeider of polderwerker niet in zijn rechtmatig bezit kan krijgen. [3] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.