bleef

De volgende definities zijn er voor het woord bleef

  • enkelvoud verleden tijd van blijven Ik bleef.  Jij bleef.  Hij, zij, het bleef.  ▸ Ook daarna bleef hij tot op hoge leeftijd actief: hij hield lezingen en sprak geregeld op televisie over nog altijd dezelfde thema's: milieuvervuiling, vreemdelingenhaat, hebzucht.[1] ▸ Ik schopte mijn schoenen uit en bleef stokstijf in de gang staan.[2] ▸ Haar naam, Quick, paste goed bij haar, maar het bleef gissen of het haar lome of haar haastige kant was die haar karakter het meest weerspiegelde.[2] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.