De volgende definities zijn er voor het woord beviel
- enkelvoud verleden tijd van bevallen Ik beviel. Jij beviel. Hij, zij, het beviel. ▸ Bij de eerste boetiek zat maatje 38 net te strak, daarna een 40 geprobeerd, maar dat model beviel weer niet.[1] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.