De volgende definities zijn er voor het woord betrof
- enkelvoud verleden tijd van betreffen Ik betrof. Jij betrof. Hij, zij, het betrof. ▸ Dat dit een eenmalig bezoek betrof, stond bij haar vast.[1] ▸ Een fontein van rijst, witte regen op de lachende gezichten van Sam en Cynth, op de trap van het gemeentehuis, met hun twee handen samen in de lucht, terwijl de korrels als een waterval op hen neerdalen. Wat trouwen betrof had Cynth in elk geval gezegevierd.[2] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.