besloot

De volgende definities zijn er voor het woord besloot

  • enkelvoud verleden tijd van besluiten Ik besloot.  Jij besloot.  Hij, zij, het besloot.  ▸ Terlouw besloot niet terug te keren in de Kamer en haalde zijn gram met de publicatie van een bitter dagboek. Na een periode in het buitenland werd hij tussen 1991 en 1996 commissaris van de Koningin in Gelderland. Het einde van zijn loopbaan stond, net als aan het begin, in het teken van het water: in 1995 liet hij wegens dreigende overstromingen het rivierengebied evacueren.[1] ▸ Maar wat als een van hen zou binnenkomen en mij in het bed van Jos zag? Ik besloot het risico niet te nemen en verschanste me in het stapelbed ernaast; op het bovenste matras lag niemand.[2] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.