De volgende definities zijn er voor het woord benoemde
- enkelvoud verleden tijd van benoemen Ik benoemde. Jij benoemde. Hij, zij, het benoemde. ▸ Volgens premier Schoof was de paus "in alles mens onder de mensen". Dat schrijft hij op X. "De katholieke wereldgemeenschap neemt afscheid van een leidsman die de noden van deze tijd zag en benoemde. Met zijn diep doorleefde soberheid, dienstbaarheid en medemenselijkheid was paus Franciscus een voorbeeld voor zeer velen, ook voor niet-katholieken."[1] (bron: WikiWoordenboek)
Voeg een definitie toe.