afging

De volgende definities zijn er voor het woord afging

  • (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afgaan ... dat ik afging.  ... dat jij afging.  ... dat hij, zij, het afging.  ▸ Iets wat haar slecht afging, aangezien ze al vijfendertig jaar was getrouwd met een man die ze verafgoodde.[1] (bron: WikiWoordenboek)

Voeg een definitie toe.